Dat doe ik heel erg vaak. Dan denk ik dat ik iets moois heb gemaakt. Ja, denk ik er dan direct achteraan, dat kan ik zelf wel vinden, maar vindt iedereen dat? En als ik het nog niet af is weet je dat dus niet, want niemand anders heeft het nog gelezen. Het duurt altijd lang voordat dat gebeurt. Als ik het af heb moet het eerst naar de uitgever en dan moet er nog van alles veranderd worden. Duurt weer een tijd. En ik maar twijfelen. Dan moeten nog alle tikfouten eruit gehaald worden. Ik zeg dan steeds tegen mezelf: Het is een goed boek, Rom. Niet moeilijk doen. Maar ja…
Als alle fouten eruit gehaald zijn – dat hoop je dan maar – gaat het manuscript naar de drukker. Het is bijna zo ver, denk ik, als ik niet in slaap kan komen. Nog even en het ligt in de winkel. Nog even en iemand leest het. Iemand zegt tegen een andere iemand dat het een mooi boek is en die andere vertelt dat dan weer verder. Tot hele volksstammen het boek gaan kopen en lezen.
‘Apollo’s ondergang’ is vandaag een maand geleden uitgekomen. Hier en daar ligt het in de winkel. Soms ga ik dan zo’n winkel in en leg het op een meer zichtbare plaats, al vind ik dat eigenlijk stom. Eigenlijk zou dat niet nodig moeten zijn, en ik denk: waarom ligt er niet een hele stapel van dat boek op de tafel? Vindt de boekhandel het niet zo erg de moeite waard? Twijfelen maar, jongens.
Dan hoor je van twee mensen die het hebben gelezen dat ze het een mooi boek vinden. Oké, denk ik, zet het in de krant. maar als dat dan niet gebeurt staar ik somber en vol twijfel uit het raam.
Ik moet natuurlijk geduld hebben, maar dat vind ik heel erg lastig. Over een tijdje komt het in de bibliotheek te liggen. Dan wil ik elke dag kijken hoe vaak het wordt uitgeleend. Niet slim. Zo snel gaat dat niet.
Het leven van een schrijver bestaat voor een fiks gedeelte uit twijfel. Ik moet oppassen dat ik mezelf niet zielig ga vinden.
Arme ik (zie, daar heb je het al)