Bijna niets is voor altijd. Alles slijt. Ook de hoogste Alpentoppen, al duurt het ook nog zo lang. Maar dat gaat zo langzaam dat geen mens het ziet gebeuren. Daarvoor is een mensenleven te kort.
Wat mensen gemaakt hebben, dat is een andere zaak. Maar ook daarvan zijn voorbeelden te bedenken die al heel veel mensenlevens lang bestaan. De Piramiden van Egypte bijvoorbeeld. Al zien die er Dan wel anders uit dan toen ze net klaar waren.
Ik kom graag in Engeland, vooral als we met de Domcantorij een week lang elke dag de Evensong zingen in een grote kathedraal. Daar zijn er in Engeland heel veel van en bijna allemaal honderden jaren oud. Als je daarbinnen staat en je kijkt om je heen dan weet je dat hij er ook nog staat als je er zelf allang niet meer bent. Dat is niet droevig, het is mooi dat ze er zijn, groot en sterk en voor je gevoel onverwoestbaar. Dat geeft zekerheid.
Toen ik de beelden zag van de Parijzenaars, starend naar de brandende Notre Dame, zag ik de ontzetting in hun ogen. Deze achthonderd jaar oude kathedraal was een stuk van hun zekerheid: de wetenschap dat, wat er ook gebeurde, hij er altijd zou zijn. En nu was die zekerheid in één keer onderuitgehaald. Die zekerheid, dat leek maar zo.
De kathedraal van Sint Jan in Den Bosch werd op 25 juli 1584 grotendeels door brand verwoest, de kathedraal van het Engelse Coventry werd bij een bombardement op 14 november 1940 verwoest. De ruïnes staan er nog steeds.
Ik ben Utrechter, en voor Utrechters is de Domtoren iets dat er altijd is. Maar het dak van het middenschip stortte in tijdens een orkaan in 1674 (zie ook Thea Beckman: Stad in de storm) Van de kerk zijn het koorgedeelte en de toren blijven staan.
Als ik op het Domplein sta zie ik vooral steigers. Het is hoog tijd om zowel de kerk als de toren te restaureren. Maar als dat over een jaar of vijf klaar is weet ik dat ze er voor de komende eeuwen staan. Dat dacht ik tenminste.Maar sinds de brand in de Notre dame in Parijs hóóp ik dat vooral.
En ik weet weer dat niets zeker is.