Van 9 t/m 19 augustus was ik in Rochester in Engeland om daar met de Domcantorij elke dag te zingen in de kathedraal, een van de oudste van Engeland. We doen dat wel vaker, in verschillende steden, maar deze keer was het anders dan anders.
Om te beginnen was in het schip van de kerk een minigolfbaan aangelegd, helemaal in tegenstelling tot de gebruikelijke sfeer in zo’n prachtig eeuwen oud gebouw. Zingen deden we in het koorgedeelte, achter een prachtig gebeeldhouwde muur, met een poort bovenaan een marmeren trap. Daar was de kathedraal gelukkig weer de kathedraal.
Tja, als je de aanleg van een minigolfbaan gebruikt om weer mensen in de kerk te krijgen moet je toch wel wanhopig zijn, al is het vreemde dat je er na een paar dagen aan gaat wennen.
Waar ik niet aan kon wennen was de armoede die ik op straat zag. In de buitenwijken merk je daar niet zoveel van, maar in Highstreet in het centrum van Rochester, bij de oever van de rivier de Medway, schrok ik ervan. In Utrecht kom je ook dakloze mensen tegen en soms vragen ze om een beetje geld. Maar daar zag ik mensen in portieken liggen, op bankjes, of gewoon op de stoep, met letterlijk hun rug tegen de muur. Soms sliepen ze, vaker staarden ze met lege ogen voor zich uit, met hun verzameling troep en vodden om zich heen. Het was opvallend dat ze niet eens aan iedereen om geld vroegen. Ze waren te ver heen om wat dan ook te doen. En mensen liepen er gewoon langs, alsof ze het niet zagen. Ikzelf ook, moet ik bekennen. Ik suste mijn geweten door te bedenken dat deze ellende te groot is voor een eenvoudige koorzanger. Te groot om met een oplossing te komen. In Chatham, de stad een eindje verderop, moet het nog erger zijn, hoorde ik.
Het was een vreenmde week in Rochester, de woonplaats van de Engelse schrijver Charles Dickens. Zoveel zichtbare armoede, en daartussenin de oude kathedraal.
Met een minigolfbaan in het schip.